U bent hier:

1933-1959

De boerderij 1933-1959

Op 17 mei 1933 trouwt Toon Huirne met Bernardina Maria Reijrink uit Zwolle bij Groenlo.Toon is dan 28 jaar oud en Bernardina, die Dien genoemd wordt, is dan 23.
Na zijn huwelijk neemt Toon het bedrijf praktisch over. Hendrik Gradus en zijn broer Jans werken nog wel mee, maar hebben ieder hun eigen afdeling.
Toon wilde geen boer worden maar nadat zijn broer Herman van de boerderij was vertrokken en Toon tot enige erfgenaam was benoemd, moest hij wel.

‘Hij zou denk ik iets met auto's gedaan hebben. Hield enorm van een goed ronkende motor[1].

Ook de houtdraaierij blijft hij nog heel kort aanhouden. Maar Toon heeft dan ook al een goedlopende melkventerij. In de oorlog moet hij daar mee stoppen.

Hij moest kiezen voor de melk of de boerderij, van de Duitsers. Zal wel overgenomen zijn  door andere mensen. Hij had een driewieler met de melkbussen aan weerszijden. Litermaat met een kraantje eraan. Als wij naar school gingen, ging hij het dorp in met de melk. Rond drie uur, half vier terug. Knechten deden dan het werk op de boerderij.’ [2] ‘Hij deed dat erbij omdat ie er schik mee had, vond ie leuk om te doen. Boer worden deed ie er min of meer bij. Hij had een heel goede knecht die net zoveel boer was als hij’[3].

Tot 1911 woont Johanna Walterbosch, de vrouw van Hendrik Gradus en moeder van Toon ook op de boerderij. Helaas overlijdt zij in dat jaar en blijven de mannen over.
Toon herinnerde zich dat er een hele schaal met sinaasappelen stond toen ze stierf[4]

Toon en Dien krijgen tussen 1935 en 1955 twaalf kinderen, zes jongens en zes meisjes, dus er is aan de inrichting van de boerderij wel het nodige gedaan

Toen mijn moeder kwam (in 1933 M.H) hadden vader en Jans alles afgetimmerd met houten schotten, voor de warmte[5].

Inrichting
In 1957 -vlak voor hun zilveren huwelijksfeest - volgt een grote verbouwing. Tot die tijd bevindt zich in het woongedeelte  een rechthoekige grote, zondagse keuken, ook wel de boerenkeuken genoemd. Via de voordeur aan de voorkant kom je binnen. Tegenover de voordeur zit de deur naar de deel.
Het is een vrij groot vertrek met tussen de ramen een spiegel met een kammenbakje eronder. Je komt via de voordeur binnen.
Er staat een glazen, sierlijke kast, met mooi versierde deurtjes met daarin het mooie servies - roze bloemetjes met een gouden randje erlangs - en het glaswerk.  De kast is rood en bestaat uit een glazen gedeelte boven en twee dichte deurtjes onder.

Er stonden stolpen in, van Maria en Jozef  en het beruchte schaaltje met flikken die ik allemaal heb opgegeten, (van roodachtig glas). Er stond in de hoek van de kamer een Heilig Hart beeld, op zo'n driehoekig steuntje. Trees en ik hebben hem later per ongeluk expres laten vallen, toen hij al boven stond. Toen kreeg Grada Luttikholt (buurvrouw M.H) hem bijna op haar hoofd. Er stond ook een lampje voor met een oranje kruisje. Stond in de hoek waar moeder later de tv had. Hoorde bij het boerderij-interieur in die tijd, denk ik. Ging niet speciaal van vader of moeder uit’[6]

Er staat een kast naast, een gewone houten met deuren. Hierin zit voorraad en de dingen die je dagelijkse nodig hebt. Een zak met gedroogde appeltjes bijvoorbeeld en andere etenswaren. Tegen de muur een schouw met een vrij grote ronde kachel. In de zomer staat de kachel onder de schouw, na het slachten, zo in november, verlengt men de pijp en komt de kachel bijna middenin de keuken te staan. Eromheen is een rand waar je je voeten op kunt zetten.

Er stond een kachel voor de schouw, waar moeder later ook de kachel had. Het was een hogere schouw en daar stond een missieblikje op de rand en op de binnenkant een koekjestrommel. Daar hing ook een plank. En er stonden borden op, sierborden met rood-rozige figuren. In het midden van de schouw stond het kruisbeeld met een koperen corpus geloof ik, op een plateautje. Toen de schouw wegging bij de verbouwing[7] is het kruisbeeld verhuisd. Boven de deur geloof ik. En altijd een palmtakje. En er hingen gordijntjes, van die ruches, onder. De pijpen van mijn vader werden ook ergens daar bewaard, in de buurt van de koekjestrommel denk ik, of ergens op de tegels, op de achterwand. Die tegels waren iets roodachtig, maar ik weet het niet goed meer. Het onderste deel was zwart. Waren vierkante glanstegeltjes. Er zat een figuur op, maar ik weet niet meer wat dat was’.[8]

Er staat een tafel met (zes?) stoelen met rieten zittingen. Twee hebben leuningen en staan later bij de schouw. Op tafel ligt een groot donkerrood pluchen kleed. Het lijkt een beetje op een Perzisch tapijt. Eronder ligt een een molton onderkleed. Er staan een bloempot en een asbak op tafel. Op de vloer liggen kleine vierkante tegels, blokjes, donkerrood en grijs.

 ‘We noemden het de keuken, maar het was eigenlijk geen keuken, maar meer een soort woonkamer’[9].

De muren zijn net als in de kleine  keuken wit gesausd en alle deuren zijn donkerrood geschilderd. Hier wordt eigenlijk geleefd en alle grote en kleine feesten worden er gevierd.
In de kleine keuken met de deur aan de zijkant staat een ronde tafel aan de  muur. Op een plankje staat de Blaupunkt radio, aanvankelijk nog met draaischijf. Er werd geluisterd ‘naar de missiepreken in de vastentijd (eens per week), naar het nieuws en naar G.B.J Hiltermann’.[10]

Onder de radio staan de stoelen die niet dagelijks gebruikt worden. Willem Huirne herinnert zich dat je daar moest zitten als je iets gedaan had wat niet mocht. Het strafbankje, noemt hij het. In de kleine keuken wordt gegeten.

Aan de muur hing een krantenbak. Paus Johannes XXIII[11] hing heel lang aan de muur en at heel lang met de pot mee![12]

Het woonhuis heeft verder een beste kamer met een tafel en zes stoelen bekleed met rood pluche. Er staat een kabinet met laden. In deze kamer kwam bijna nooit iemand.
Er is ook een opkamer met een kelder eronder. Ernaast ligt de tweede kelder die deels bovengronds ligt. In het bovenste gedeelte staan allemaal meubels en gebruiksvoorwerpen die niet meer – of even niet – worden gebruikt. In het onderste gedeelte staan een heel grote pekelbak waarin al het vlees wordt gezouten en rekken met weckpotten en Keulse potten vol groenten, fruit en vlees. De muren zijn wit en het trappetje naar de opkamer en de vloer in de kelder zijn donkerrood.

Achter de tweede kelder is een klein luikje en daarachter de schuilkelder. Voor de oorlog liggen daar bieten in. Voor het huis was een groot luik (vier deuren) en daar werden die bieten allemaal in gegooid. Later werden ze met een machine klein gemaakt.
In de derde - grote- kelder, gelegen onder de keuken en de waskamer, liggen eerst de bieten en later de aardappelen die er van buiten via een schuine ingang ingestort worden.

Elektriciteit is nog niet aangelegd. Dat komt pas na de Tweede Wereldoorlog. Er worden eerst petroleum- en later gaslampen gebruikt om de ruimtes te verlichten.

Moeder had vroeger thuis al elektriciteit en moest na het trouwen dus weer beginnen met petroleumlampen’.[13]

Een grote gaslamp voor de keuken en stormlampen met glas eromheen waarmee je de stal in ging. In de koeienstal hangt de lamp in het looppaadje.

‘Het was iets heel aparts dat je licht had. Jantje Spierings[14] had het aangelegd. ‘Het was zo mooi dat je in de slaapkamer met het knopje het licht aan kon doen. Het was een mooie tijd toen het werd aangelegd, want er kwamen er vreemde mensen over de vloer. Had je een beetje afleiding’.[15]

Achterin het huis is een lange gang waar de slaapkamers lagen.
De achterste kamer is van Jans, daarvoor ligt de kamer van Hendrik Gradus. Deze heeft een glazen deur. In de kamer ernaast slapen Toon en Dien. Zij hebben een houten bed van 1.40m breed met rood-wit geblokte dekbedden met kapok erin. Er is een wastafel met een marmeren blad en naast het bed staan nachtkastjes ook met een marmeren blad.
Hun slaapkamer grenst aan de beste kamer en daar staan dan ook de kledingkasten van Toon en Dien. Dien heeft daarin nog een la voor haar vele hoeden die ze koopt bij Lanters in de Kevelderstraat[16].

In de eerste kamer sliepen Trees, José, Berndien en André in zijn ledikantje. In de andere kamer de jongens. Marietje en Annie sliepen op de opkamerIn onze kamer zat één raam. Er stonden twee eenpersoonsbedden en André sliep in een geel ledikantje in de hoek bij het raam. We sliepen op strozakken, met muizen. Elk voorjaar nieuw stro. Er zaten aan elkaar genaaide lakens omheen, als een hoes[17]. Hennie sliep met knecht op de boerenkamer, met rode deurtjes en die zat vast aan de draaikamer.[18]

In iedere (slaap-)kamer hangt een wijwaterbakje. De matrassen zijn gevuld met stro. ‘Als ze werden ververst lagen we wel aan halve meter hoger’.[19]
Aan de achterkant van de boerderij, achter de ‘niendeurn’, staan de koeien. Volgens Annie Huirne heeft Hendrik Gradus in 1906 al tien koeien en dat is veel voor die tijd.

Door de boerderij loopt een hele lange gang met achter in de hoek een wc met een uitgezaagd hartje in de deur. De wc is eigenlijk een houten ‘poepdoos’ De inhoud van de losse ton komt op de mestvaalt.

 ‘We veegden met de krant, gewoon gescheurd. Bij een vriendin was het in mooie vierkantjes gescheurd, maar bij ons niet. De krant en missieblaadjes werden als wc-papier gebruikt, maar we waren niet anders gewend. De vloer is van geverfd cement/beton. Rood. Net als de muren, ongeveer een meter hoog’[20].

Onder de tweede kap is de mestopslag met de gierkelder. De gier van de koeien gaat via een speciale afvoer de gierkelder in en de vaste mest wordt niet, zoals bij veel andere boeren, iedere keer in hoopjes naar het land gebracht, maar opgeslagen op de vloer boven de gierkelder. Dat is veel rendabeler, omdat de mest, als het nodig is, meteen ondergeploegd kan worden. Op iedere drie koeien is een staldeurtje en via dat deurtje wordt de mest op de vloer gegooid.
Als een meisje ‘te min’ werd bevonden voor een boerenzoon dan zei men: ‘je hebt te weinig staldeuren’. Veel staldeuren betekenen dat een boer veel koeien heeft. De koeienstal heeft vier staldeuren en dat is voor het begin van de 20e eeuw veel.

Onder de derde kap bevinden zich de pot- en waskamer en de varkensstal. Er stonden twee rijen varkens, meest fokzeugen en mestvarkens. Ook stonden er nog wat pinken (kalfjes) In de potkamer worden op een groot rond fornuis de aardappelen voor de varkens gekookt en in de mixpan wordt het voer gemengd.
Er wordt ook geweckt in de potkamer. Het fornuis is van steen, van ‘een grof, gruzelig steentje'[21] 
De was wordt in een aparte pan gekookt, die in het fornuis staat. Het is levensgevaarlijk om die pan eruit te halen.
De waskamer ‘was helemaal roze geverfd’[22].  De potkamer wordt ook gebruikt om de fietsen te stallen. Later komt de diepvries er te staan. De emmers, bezems en zwabbers staan er ook.

In de vloer zitten vier grote luiken waaronder de bieten[23] en de aardappelen liggen.
 

Vanuit de potkamer kom je ook bij de waskamer. Later komt daar de nieuwe wc met de ‘trekhaak’.

In de waskamer is een grijze pomp, met een zwengelarm. Hiermee wordt ook water gepompt voor de koeien. Stromend water komt pas in eerste jaren na de oorlog.

Er staat een klein aanrechtje met gootsteen van rood materiaal

De waskamer verdwijnt op den duur, maar de kinderen van Toon en Dien wassen zich tot die tijd daar allemaal.

 

Naast de boerderij wordt een aparte varkensstal gebouwd van afvalhout geleverd door meubelmakerij te Lintelo. 

 

 

 

 

 

 

[1] Interview Bennie Huirne

[2] Interview Annie Huirne

[3] Interview Bennie Huirne

[4]

[5] Interview Annie Huirne

[6] Interview Berndien Porskamp-Huirne

[7] In 1957

[8] Interview Berndien Porskamp-Huirne

[9] Interview Berndien Porskamp-Huirne

[10] Interview Berndien Porskamp-Huirne

[11] Hij was paus van 1958-1963

[12] Interview Berndien Porskamp-Huirne

[13] Interview Annie Huirne

[14] www.scherpinbeeld.nl: Hij had een electro-sanitair en rijwielhandel aan de Ganzenmarkt

[15] Interview Bennie Huirne

[16] www.scherpinbeeld.nl: Hoedenwinkel Maison Bekken-Lanters

[17] Interview Berndien Porskamp-Huirne

[18] Interview Hennie Huirne

[19] Interview Trees Porskamp-Huirne

[20] Interview Berndien Porskamp-Huirne

[21]

[22] Interview Trees Porskamp-Huirne

[23] Volgens sommige familieleden liggen de bieten in een kuil.